Wat zijn prikkels?

Als ik naar de supermarkt gaat dan neem ik van alles waar. Ik hoor de achtergrondmuziek, de geluiden van de winkelkarretjes van andere bezoekers, het gepiep van de kassa’s. Ik voel dat ik trek heb en dat de spieren in mijn benen gespannen zijn. Dat zijn allemaal prikkels.

Een prikkel is iets dat je waarneemt en dat een reactie oproept van je zenuwstelsel. Het zenuwstelsel is een netwerk van cellen dat informatie kan opnemen en verwerken. Zenuwen heb je niet alleen in je brein. Het zenuwstelsel verbindt alle delen van het lichaam met elkaar.

Alle prikkels die je ervaart bereiken het zenuwseltsel via je interne of externe waarneming. Bij externe waarneming kun je denken aan zien, horen, ruiken, proeven, aanraking en temperatuur. Denk aan de omgeving direct om je heen die je ziet, hoort en ruikt en waar je kou of warme voelt. Of denk aan wat je proeft en ruikt als je eet of drinkt. Bij interne waarneming komen de prikkels vanuit je spieren of organen. Denk bijvoorbeeld aan pijn, spanning of dorst.

Over- of onderreactief

De meeste mensen met autisme ervaren vaker over- of onderprikkeling dan andere mensen. Hun zenuwstelel reageert dan steker of zwakker op bepaalde prikkels.

Als je overreactief bent, reageer je sterker dan andere mensen op een prikkel. Je reageert bijvoorbeeld sterker op de geluiden, het licht, of de temperatuur in de omgeving. Vaak verschilt dit per zintuig. Ik heb dit bijvoorbeeld wel bij geluid, temperatuur en geur, maar niet bij aanraking of smaak.Je kunt ook sterker reageren op interne prikkels zoals pijn, spanning of dorst, bijvoorbeeld als je het gevoel van dorst niet van je af kunt zetten. Overprikkeling heeft lichamelijke en geestelijke gevolgen. Je wordt bijvoorbeeld gespannen, je wordt sneller moe of krijgt hoofdpijn. Je slaat bijvoorbeeld dicht of kan je niet meer concentreren.

Als je onderreactief bent, reageer je zwakker dan andere mensen op een prikkel. Dit kan ook weer bij elk van de interne en externe zintuigen voorkomen. Bij mij komen signalen van spanning, of dorst bijvoorbeeld altijd te laat door, vooral als ik in de hyperfocus zit, hier reageer ik dus zwakker op. IK ken ook mensen met autisme die vrijwel geen pijn voelen en dus veel te lang doorlopen met lichamelijke problemen die ze hebben. Ook onderprikkeling heeft gevolgen. Je komt bijvoorbeeld niet aan de gang en blijft passief of je wordt juist onrustig.

Het is belangrijk om te weten op welke prikkels je sterker reageert en op welke prikkels zwakker, zodat je kan zorgen voor een goed prikkelniveau. Wat een goed prikkelniveau is hangt van van je zenuwstelsel, van de omgeving en de interactie daartussen. Deze drie factoren verschillen per moment. Je zenuwstelsel reageert anders als je moe bent en weinig energie hebt. En hoeveel prikkels verschilt per omgeving en per moment. Naar de supermarkt gaat op een rustige avond geeft veel minder prikkels dan naar diezelfde supermarkt gaan de dag voor kerst.

Een beter prikkelniveau kun je dan ook op twee manieren bereiken: door een verandering in je zenuwstelsel of door een verandering in je omgeving.

Verandering in je zenuwstelsel is vaak beperkt mogelijk, maar lang niet altijd geheel onmogelijk. Als ik geconcentreerd aan het werk ben voel ik dorst niet, maar als ik stop met werken wel weer. Het helpt me dan om niet te lang achter elkaar te werken. Om interne prikkels te voelen helpt het mij ook als iemand daar expliciet naar vraagt, een begeleider bijvoorbeeld.
Als ik uitgerust ben, reageer ik bijvoorbeeld minder sterk op dezelfde geluiden dan wanneer ik moe ben. Het helpt mij dus om alleen naar omgevingen met veel prikkels te gaan als ik goed uitgerust ben. Ik kan, tot op zekere hoogte, ook wennen aan een bepaald prikkelniveau, als ik het vaker onderga. Maar er zijn omgevingen waar ik het zelfs niet uithoudt als ik goed uitgerust ben of als ik er vaker heenga.

Verandering in de omgeving is vaak mogelijk, maar niet altijd. Als het binnen te druk wordt ga ik vaak even buiten wandelen, bijvoorbeeld in een park. Ik verlaag dan het prikkelniveau in mijn omgeving en heb dan dus ook geen sterke reactie meer. Als ik onderprikkeld ben dan eet ik wat of ik zet muziek op. Maar je hebt je omgeving niet altijd voor het uitkiezen. ALs je met andere mensen samenleeft kun je de omgeving niet altijd naar je hand zetten.

Goede en slechte prikkels

De termen over- en onderreactief kunnen misleidend zijn omdat ze uitgaan van een kwantitatieve benadering: ze suggeren dat je teveel of te weinig prikkels hebt. De onderliggende metafoor is die van een computer: het maakt voor een computer niet uit wat voor data je opslaat (bijv een boek, een liedje of een video). Het maakt voor een computer alleen uit hoeveel bits het is. Soms is dat ook zo voor het zenuwstel en zijn de duur en de intensiteit van de prikkel het probeem.

Het verschil tussen prikkels is echter vaak ook kwalitatief: je zenuwstelsel wordt door sommige prikkels geactiveerd terwijl het door andere prikkels juist tot rust komt. Dit heeft te maken met de inhoud van de prikkels. Ik vind opera bijvoorbeeld rustgevend, maar druk gepraat om me heen vermoeiend. Sommige geuren zijn prettig en andere juist misselijkmakend. Dat heeft niet te maken met de hoeveel ‘bits’ die je binnen krijgt maar met de inhoud van de prikkel.

Over het algemeen geldt: hoe beter de inhoud van een prikkel aansluit bij je vaardigheden hoe beter je zenuwstelsel erop reageert. Voor de meeste mensen zijn concrete prikkels beter te verwerken dan abstracte. Een concreet voorbeeld kost vaak minder energie om te begrijpen dan een ingewikkelde zin. Verhalen zijn voor de meeste mensen makkelijker te begrijpen dan losse feiten. Dit verschilt echter per persoon. Ik kan slecht cijfers en formules verwerken en ben goed in taal. Bij iemand anders kan dat weer precies andersom zijn. Het is dus ook goed om van jezelf te weten wat voor soort prikkels je veel energie geven en van wat voor soort prikkels je juist rustig wordt.

Afbeelding: door @chairulfajar_ op Unsplash